De persoonlijke voornaamwoorden zij/haar en hij/hem zijn al een lange tijd onderdeel van ons dagelijkse taalgebruik. Toch zijn er steeds meer mensen die zich niet comfortabel voelen bij deze voornaamwoorden. Zij gebruiken liever die/diens, hen/hun of een combinatie van voornaamwoorden. Maar wanneer zeg je nou hen en wanneer hun? Of wanneer gebruik je die en wanneer diens? Wij leggen het hieronder voor je uit!
We hebben het allemaal vast wel eens gehoord: ‘Hallo dames en heren’. Voor veel mensen valt deze uitspraak vaak niet op, maar voor trans- en non-binaire mensen kan deze zin juist een dysforisch gevoel geven. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat we iedereen op een inclusieve en prettige manier aanspreken? Door inclusief taalgebruik en gendervrije woorden te gebruiken! Waarom is dit zo belangrijk? Door inclusieve taal te gebruiken sluit je niemand buiten en betrek je iedereen in hetgeen wat je zegt of schrijft. Maar wat is dan precies gendervrij en inclusief? Dat hangt van de context af en de relatie die jij met iemand hebt.
Veranderen naar algemene taal Schrijf je wel eens teksten/mails of spreek je wel eens groepen mensen aan? Vermijd dan woorden zoals: dames en heren, jongens en meisjes of mevrouw en meneer. Door alleen deze woorden te gebruiken sluit je een hele groep mensen buiten. Gebruik inclusieve varianten voor deze woorden zoals, mensen, memens of medemens. Je kan ook mensen aanspreken wanneer ze een bepaalde functie uitvoeren, zoals studenten, collega’s, bezoekers, reizigers, etc. Hierdoor spreek je mensen aan zonder een gender te benoemen, dit is inclusief taalgebruik!
Daarnaast is veel van onze taal in de mannelijke verwijsvorm geschreven, maar weten we lang niet altijd hoe we dit kunnen omzeilen. Wij laten je hieronder verschillende manieren zien om deze gendergerelateerde woorden om te buigen en zelfs niet te benoemen. Zo kan je bijvoorbeeld voor een meervoudsvorm kiezen:
Je kan ook voor een lidwoord kiezen, in plaats van voor een mannelijk bezittelijk voornaamwoord:
En dan hebben we ook nog de optie ‘die’ om te gebruiken bij zinnen met mannelijke verwijswoorden. Die is al een langere tijd een neutrale verwijzing in de Nederlandse taal.
Naast de hierboven genoemde voorbeelden zijn er nog veel meer mogelijkheden om je zinnen te veranderen in algemene taal. Het kan in het begin wennen zijn, maar hoe bewuster je je ervan wordt en hoe vaker je het gebruikt, hoe sneller je het jezelf kan aanleren!
Gendervrije familieleden Ook woorden die familieleden aanduiden zijn vaak gebaseerd op een gender. Zo heb je vader/moeder, broer/zus, oom/tante, oma/opa, neef/nicht. Al deze woorden zitten vast aan een bepaald gender, veel trans non-binaire mensen voelen zich hier niet prettig bij. Om het je wat makkelijk te maken hebben wij een lijstje gemaakt met inclusieve/gendervrije varianten van deze woorden. Durf ook creatief te zijn en verzin voor jezelf een woord wat jij prettig vindt als trans non-binair persoon!
In sommige situaties zijn er nog geen neutrale/inclusieve woorden bedacht. Vooral in de Nederlandse taal zien we dat we echt achterblijven in nieuwe, inclusieve termen in onze begrippenlijst. Sta hier eens bij stil en probeer nieuwe woorden te bedenken. Taal creëren we namelijk samen!
Hoor je andere mensen vaak gendergerelateerde woorden gebruiken en voel jij je hier niet prettig of comfortabel bij als medestander of trans- of non-binair persoon? Durf deze persoon hierop aan te spreken, en leg uit waarom het belangrijk is dat er inclusieve taal wordt gebruikt.
Heb jij wel eens de opmerking ‘Ik doe echt mijn best hoor, maar het is gewoon wennen’ of ‘Zij, die, hij, ik snap het verschil allemaal niet’ of ‘Ja sorry, ik ga sowieso fouten maken, het is ook niet makkelijk’ gemaakt? En komt dit voornamelijk uit ongemak? Onwetendheid? Angst om het fout te doen? Dat kunnen we ons voorstellen. Daarom hebben wij, speciaal voor jou, deze blog over het goed gebruiken van voornaamwoorden geschreven.
Binaire voornaamwoorden
(Persoonlijke) voornaamwoorden worden gebruikt om mensen aan te spreken zonder een naam te noemen, ook wel; het verwijzen naar mensen in de derde persoon. Bijvoorbeeld “Daar staat ze, dit is haar tas.” Iedereen gebruikt voornaamwoorden. Je hebt het vaak niet eens door! Voorbeelden van bekende voornaamwoorden zijn: hij/hem en zij/haar. Dit gaat echter alleen uit van de tweedeling man/vrouw, en dat is beperkend. Niet iedereen identificeert zich namelijk als man of vrouw. En dan is het gebruik van alleen deze voornaamwoorden pijnlijk. Daarnaast worden voornaamwoorden vaak gebruikt naar aanleiding van iemands voorkomen. Deze aannames kunnen fout zijn, aangezien we niet uit kunnen gaan van iemands genderidentiteit op basis van het uiterlijk. Zo kan het voorkomen dat iemand zich in jouw ogen feminien kleedt, maar niet de voornaamwoorden zij/haar gebruikt. Daarbij is het ook van belang om te weten dat een genderidentiteit kan evolueren of als fluïde gezien wordt. Dit betekent dat mensen hun voornaamwoorden daar ook weer op aan kunnen passen.
De nieuwe taal
Hij/hem en zij/haar geven veel mensen in de maatschappij niet voldoende ruimte om te kunnen zijn wie ze willen zijn. Vandaar dat de taal in Nederland is uitgebreid met de voornaamwoorden die/diens en hen/hun. Het mooie aan deze toevoegingen, is dat iedereen kan kiezen waar die zich het liefste mee identificeert. Zo kan je collega het fijn vinden om aangesproken te worden met hij/hem, je leraar met zij/die, en je vriend met hen/hun. Zoals je ziet, kunnen er dus ook combinaties gemaakt worden tussen de verschillende voornaamwoorden. Als iemand gecombineerde voornaamwoorden heeft, zoals hij/hen of zij/die, is het niet de bedoeling dat je één voornaamwoord kiest en de andere (bijna) niet gebruikt. Diegene wil juist dat allebei de voornaamwoorden gebruikt worden.
Wat is belangrijk om te onthouden? Dat je niet op basis van iemands voorkomen of (on)geschreven regels iemands voornaamwoorden kiest, maar altijd aan de betreffende persoon vraagt met welke voornaamwoorden diegene aangesproken wil worden, en deze dan ook gebruikt. Door hiernaar te vragen spreek je iemand niet verkeerd aan en misgender je niemand. Wil je hier meer over weten? Lees dan ook de blog ‘Hoe weet je de voornaamwoorden van een ander?’
Hier een voorbeeldzin met de voornaamwoorden zij/haar:
“Zij heeft echt een goede kledingstijl, ik zou wel eens een kijkje in haar kast willen nemen.”
Hier een voorbeeldzin met de voornaamwoorden hij/hem:
“Ik kende hem al voordat hij bekend werd. Hij is bekend geworden met zijn zangcarrière.”
Hier een voorbeeldzin met de voornaamwoorden die/hen:
“Die houdt enorm van schoenen verzamelen, dat is echt hun passie. Hen heeft laatst nieuwe schoenen gekocht voor diens verzameling.”
Hier een voorbeeldzin met de voornaamwoorden hij/die:
“Ik heb zo hard gelachen met Otto gisteren! Hij vertelde me bijvoorbeeld dat die gisteren gestruikeld was in de trein en bovenop een ouder persoon viel.”
Hier een voorbeeldzin met de voornaamwoorden zij/hen:
“An staat daar in de verte, je kan haar herkennen aan hun grote rode bril.”
Hier een voorbeeldzin met de voornaamwoorden die/diens:
“Ik heb overmorgen een afspraak met die. Die is diens laptop namelijk vergeten bij mij.”
Hier een voorbeeldzin met de voornaamwoorden hen/hun:
“Hen is altijd al geïnteresseerd geweest in vlinders. Heb je hun vlinder tuin al eens bekeken?”
Heel simpel, dat weet je niet. Je kan niet aan iemands uiterlijk, manier van praten of gedrag zien wat de voornaamwoorden van iemand zijn. Wij hebben voor jou drie manieren om ervoor te zorgen dat je achter iemands voornaamwoorden kan komen!
Vraag het! De meest logische manier is natuurlijk om aan iemand te vragen hoe diegene het liefste aangesproken wil worden. Dan heb je het gewoon meteen getackeld voor jezelf en is de kans een stuk kleiner om fouten te maken.
“Ik stond laatst op het schoolplein om mijn kind op te halen. Naast me stond een ouder wiens kind in dezelfde klas als mijn kind zit. Ze stapte op me af en vroeg aan me of ik liever papa of ouder genoemd wilde worden. Ik vond het bijzonder dat ze dit aan me vroeg, omdat ik het niet gewend ben. Ik antwoordde dat ik ouder fijn vond.”
Als je het over iemand anders hebt, zonder dat deze persoon erbij is, en je wil naar diegene verwijzen, kan dit alsnog in het algemeen door bijvoorbeeld ‘die’ te gebruiken. Je kan eventueel ook refereren aan de taak die de persoon op dat moment uitvoert, zoals de fotograaf, projectmedewerker, collega, etc.
Stel jezelf voor met voornaamwoorden Wanneer je iemand nieuws ontmoet, stel je jezelf vaak voor met je naam. Leer jezelf aan om je ook voor te stellen met je voornaamwoorden. Op deze manier is het meteen duidelijk hoe je aangesproken wil worden en juich je anderen toe om dit ook te doen. Zo voorkom je dat je iemand misgendert.
Ben je zelf niet trans- of non-binair, maar heb je een vriend of familielied die dit wel is en heeft deze persoon moeite om zich hier continu over uit te spreken? Dan helpt het vaak als jij je als eerste voorstelt met voornaamwoorden in hun bijzijn. Dit geeft ze meer ademruimte en haalt de druk van hun schouders.
“Ik was op een evenement met mijn vriend. Bij binnenkomst werden we al vrij snel aangesproken met ‘goedemiddag, dames’. Ik keek de persoon in kwestie aan en zei ‘mensen, wij identificeren ons niet als dames. Mijn naam is Lot, voornaamwoorden zij/die en dit is mijn partner Abbi, voornaamwoorden die/diens.”
Maak je voornaamwoorden zichtbaar Wil je graag als ally of als trans- of non-binair persoon meer bewustwording over de diversiteit van voornaamwoorden en het spectrum van gender? Zet dan in de afsluiting van je mail, de biografie van je socials of in je account van WhatsApp standaard je eigen voornaamwoorden. Zo maak je anderen duidelijk hoe jij het liefste aangesproken wil worden en breng je ook het onderwerp onder de aandacht bij mensen. Twee vliegen in één klap dus!
Het kan soms misschien nog wat onwennig voelen om voornaamwoorden als die of hen te gebruiken om één iemand aan te spreken. Veel mensen weten ook vaak niet hoe ze het moeten gebruiken. Pro-Now helpt je om hiermee te oefenen, zodat het je steeds gemakkelijker af gaat!
Nog twijfels? Twijfel je wel eens bij familieleden, vrienden of mensen die je nieuw ontmoet en weet je niet goed hoe je in sociale situaties naar iemand moet verwijzen? Ga dan niet uit van je eigen aannames of perceptie. Houd het algemeen en neutraal of vraag, wanneer de betreffende persoon bij het gesprek aanwezig is, naar diens voornaamwoorden. Is de persoon er niet bij en ben je dus niet in de mogelijkheid het te vragen? Gebruik dan die! Die heeft als voordeel dat het al een lange tijd als verwijswoord voor alle genders wordt gebruikt in onze maatschappij. En het is meteen een goede oefening voor jou om deze ‘nieuwe’ voornaamwoorden sneller te onthouden en gebruiken!
Wanneer een persoon incorrect wordt aangesproken, spreken we van ‘misgenderen’. Oftewel, iemand bij de verkeerde naam, voornaamwoorden (pronouns) of aanspreekvorm noemen. Of het nou gaat om een onschuldige vergissing of een kwaadwillige poging om een persoon ongeldig te verklaren; het is kwetsend en kan ook sociaal onveilig zijn. Het is daarom extra van belang om het op een goede manier te gebruiken.
Misgenderen gebeurt vaak niet opzettelijk en kan voor beide partijen erg vervelend zijn, maar waarom is het nou juist zo vervelend voor trans- en non-binaire mensen? Dit heeft alles te maken met de mentale gezondheid van de trans- en non-binaire mens. Lees hier meer over in de blog ‘Waarom redt het goed gebruiken van voornaamwoorden mensenlevens.
Hoe ga je om met misgenderen?
Wat doe je nou als het misgaat met de manier waarop je iemand aanspreekt? Hier wat tips:
Als je het zelf doorhebt en je wilt jezelf verbeteren: Tip 1: niemand heeft wat aan jouw schuldgevoel Natuurlijk is het voor jou vervelend als de voornaamwoorden van iemand anders net verkeerd je mond uitfloepen, maar voor de persoon in kwestie is het nog veel moeilijker. Vooral wanneer jouw schuldgevoel hierover centraal staat. Dit zorgt namelijk voor ongemak. Zeg bijvoorbeeld: “Shit, ik bedoelde natuurlijk *juiste aanspreekvorm/naam*, ik ga beter mijn best doen”. Heb je het meteen door? Vervolg dan je zin: “Ik zag *naam*! Ze liep, ik bedoel die liep richting de uitgang!”
Tip 2: Zeg geen sorry Een veel voorkomende reactie op het woord ‘sorry’ is ‘het is oké’, ‘het maakt niet uit’ of ‘het kan gebeuren’. Hiermee vraag je eigenlijk dus of de ander jou gerust wil stellen over de fout die je hebt gemaakt, terwijl je eigenlijk wil aangeven: ik zal beter mijn best doen. Zeg dat dan dus, in plaats van sorry.
Als je het niet doorhebt en je wilt jezelf verbeteren: Tip 1: Vraag een ander (cisgender persoon) om je te verbeteren
We horen vaak dat mensen het spannend vinden om te praten met mensen die zich niet identificeren als man of vrouw. Dit komt voornamelijk omdat mensen het echt niet verkeerd willen doen. Daarom zeggen ze vaak van tevoren alvast sorry. “Ik ga mijn best doen hoor, maar sorry alvast als ik het fout doe. Verbeter me vooral.” Dit is natuurlijk heel lief bedoeld, maar het is voor de persoon in kwestie moeilijk om continu voor zichzelf op te komen. Vraag niet de persoon in kwestie om jou te helpen, maar juist iemand anders. Zeg voordat je een gesprek start tegen je collega of vriend: “Ik vind het soms moeilijk om de juiste voornaamwoorden te gebruiken, wil je me meteen verbeteren als je het hoort?”
Als je het niet doorhebt en een ander verbetert jou: Tip 1: Zeg dankjewel en ga verder met je gesprek
Zoals eigenlijk in de bovenstaande tips ook al duidelijk werd, is het vooral fijn om niet te lang stil te staan bij het misgenderen. Neem het verbeteren voor lief, dit is namelijk de enige manier waardoor je het leert. Mocht iemand jou verbeteren, zeg dan dankjewel en vervolg je zin. Hiermee geef je aan dat je het waardeert om het samen goed te doen.
Voorbeeld: Jij: “Hey, ik zie dat *naam* er nog niet is, weet jij of hij er zo aankomt? De ander: “Zij bedoel je. Nee, dat weet ik niet. Misschien kun je haar even bellen?” Jij: “Ja, inderdaad. Bedankt, ik ga haar bellen!”
Wil jij iemand verbeteren? Doe dit dan zo snel mogelijk. Je kan het gewoon door iemands zin heen zeggen, zo kan diegene het namelijk meteen overnemen en toepassen. Op deze manier ontstaan er niet meer ongemakkelijke momenten dan nodig zijn. Voorbeeld: Persoon A: “Je kan dat gewoon aan haar vragen..”. Persoon B: “aan hem vragen”. Persoon A: “Dank je, aan hem vragen als je meer informatie wil.”
Van fouten leren we Van fouten leren we, het is echt geen schande als het fout gaat. Het gaat erom hoe toegewijd je bent om het goed te doen. Maak het voor jezelf een prioriteit om het goed te doen. Oefen met je partner of met je beste vriend door een gesprek te hebben over een persoon die je kent of een fictief persoon. Hoe vaker je het doet, hoe makkelijker het wordt!